Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8541

Datum uitspraak2008-12-11
Datum gepubliceerd2008-12-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3754 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ongewijzigde vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Niet opgekomen tegen besluit waardoor de hoogte van het dagloon in rechte vaststaat. Het Uwv heeft de hoogte van het dagloon terecht niet opnieuw onderdeel laten uitmaken van de besluiten.


Uitspraak

08/3754 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 juni 2008, 07/2312 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 11 december 2008. I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. B.J. Visser, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 20 november 2008 waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Visser, voornoemd. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. II. OVERWEGINGEN 1. De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de daarop rustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang. 1.1. Bij besluit van 4 november 1997 heeft het Landelijk instituut sociale verzekeringen, als rechtsvoorganger van het Uwv, appellant met ingang van 19 november 1997 een uitkering in de zin van de WAO toegekend. Bij dit besluit is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 80 tot 100% en het dagloon op fl. 11,38. Bij besluit van 26 oktober 1998 is na onderzoek de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd vastgesteld op 80 tot 100%. Na hernieuwde beoordeling is appellant bij besluit van 27 augustus 2002 meegedeeld dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd is vastgesteld op 80 tot 100%. Bij besluit van 2 januari 2007 heeft het Uwv de uitkering van appellant ongewijzigd vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Daarbij heeft het Uwv opgemerkt dat de hoogte en uitbetaling van de uitkering van appellant niet veranderen. Het Uwv heeft het tegen het besluit van 2 januari 2007 ingestelde bezwaar bij besluit van 9 mei 2007 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv overwogen dat het besluit van 2 januari 2007 uitsluitend ziet op de ongewijzigde vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid en niet ziet op het bij besluit van 4 november 1997 vastgestelde dagloon. 2. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 9 mei 2007 bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. 3. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en maakt de daartoe gebezigde overwegingen tot de zijne. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat in vergelijking met de grieven in eerste aanleg geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. De Raad merkt daarbij op dat aan het primaire besluit van 2 januari 2007 uitsluitend een medisch onderzoek van appellant ten grondslag heeft gelegen en dat in het bestreden besluit is opgenomen dat, nu niet is opgekomen tegen het besluit van 4 november 1997, de hoogte van het dagloon in rechte vaststaat. Om die reden is de Raad, anders dan appellant, van oordeel dat het Uwv de hoogte van het dagloon terecht niet opnieuw onderdeel heeft laten uitmaken van de besluiten van zowel 2 januari 2007 als 9 mei 2007 en dat zulks derhalve niet in deze procedure aangevochten kan worden. 3.1. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 3.2. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 december 2008. (get). B.J. van der Net (get). C. de Blaeij IJ